
Jurisprudentie
AD4375
Datum uitspraak2001-09-26
Datum gepubliceerd2001-10-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200004580/1.
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-10-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200004580/1.
Statusgepubliceerd
Indicatie
Behalve het beloningsbeleid in het algemeen, valt ook de toepassing daarvan in concrete gevallen onder de werking van de Wob.
Afwijzing Wob-verzoek om informatie over 10 gevallen, waarin een extra salarisvergoeding is toegekend aan ambtenaren van de gemeente. B&W hebben appellant stukken gestuurd, waarin de hoogte en de datum van uitkering van de toegekende vergoedingen is vermeld, alsmede de namen van de personen die de daarop betrekking hebbende besluiten hebben geparafeerd. Afwijzend is beslist op de vragen bij welke diensten dit sinds 1990 is gebeurd, op grond waarvan, per geval, de "billijke vergoeding" werd uitgekeerd en wat per geval de bijzondere gemeentelijke belangen waren.
B&W hebben zich op het standpunt gesteld dat de individuele beoordeling en het op basis daarvan toekennen van een extra beloning niet als een bestuurlijke aangelegenheid kan worden aangemerkt.
De ABRS deelt dit oordeel niet.
Ingevolge art. 1.b Wob wordt onder een bestuurlijke aangelegenheid verstaan een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en uitvoering ervan. Vast staat dat van gemeentewege tot toekenning van de extra beloningen is besloten op basis van de beleidsruimte die de toepasselijke rechtspositieregelingen boden. Dit wordt nog onderstreept door het feit dat B&W stellen dat de extra beloning is verstrekt vanwege werkzaamheden waarmee bijzondere gemeentelijke belangen waren gemoeid. Nu in de Wob de uitvoering van beleid uitdrukkelijk wordt aangemerkt als een bestuurlijke aangelegenheid, valt niet in te zien dat, behalve het beloningsbeleid in het algemeen, niet mede de toepassing daarvan in concrete gevallen onder de werking van de Wob zou vallen.
Vernietigt uitspraak rechtbank Groningen van 16 augustus 2000 inzake no. AWB 99/795 BELEI V01, LJN url('AA6890',http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/show_detail.asp?ui_id=20545).
Burgemeester en wethouders van Groningen.
mrs. J.A.M. van Angeren, B. van Wagtendonk, mr. C.A. Terwee-van Hilten
Uitspraak
Raad
van State
200004580/1.
Datum uitspraak: 26 september 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
A, wonend te B,
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Groningen van 16 augustus 2000 in het geding tussen:
appellant
en
burgemeester en wethouders van Groningen.
1. Procesverloop
Bij brief van 14 december 1998 heeft appellant burgemeester en wethouders medegedeeld dat hij, naar aanleiding van een bericht dat sinds 1990 in tien gevallen, waarin sprake was van werkzaamheden waarmee een bijzonder gemeentelijk belang was gemoeid, een extra salarisvergoeding is toegekend aan ambtenaren van de gemeente, op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) informatie wenst te ontvangen over de volgende vragen:
1. Aan wie is sinds 1990 een extra salarisvergoeding toegekend?
2. Bij welke diensten is dit sinds 1990 gebeurd?
3. Hoe hoog was de vergoeding per geval?
4. Op grond waarvan werd, per geval, de 'billijke vergoeding' uitgekeerd?
5. Wat waren de bijzondere gemeentelijke belangen per geval?
Bij besluit van 14 januari 1999 hebben burgemeester en wethouders van Groningen (hierna: burgemeester en wethouders) appellant stukken gestuurd, waarin de hoogte en de datum van uitkering van de toegekende vergoedingen is vermeld, alsmede de namen van de personen die de daarop betrekking hebbende besluiten hebben geparafeerd. Voor het overige is op het verzoek afwijzend beslist
Bij besluit van 25 juni 1999 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de ambtelijke commissie voor de beroep- en bezwaarschriften van 17 juni 1999, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 16 augustus 2000, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Groningen (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
[redactie: url('AA6890',http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/show_detail.asp?ui_id=20545)]
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 25 september 2000, bij de Raad van State ingekomen op 26 september 2000, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op
24 oktober 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 13 februari 2001 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juni 2001, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. T. Knoop, advocaat te Groningen, en S.H. Spoormans, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellant is thans nog slechts geïnteresseerd in documenten waaruit het antwoord valt af te leiden op de vragen 2, 4 en 5.
2.2. In de beslissing op bezwaar hebben burgemeester en wethouders overwogen dat, hoewel het personeelsbeleid bij de overheid voor een groot deel valt onder de werking van de Wob, de individuele beoordeling en het op basis daarvan toekennen van een extra beloning niet als een bestuurlijke aangelegenheid kan worden aangemerkt, zodat deze gegevens niet met een beroep op de Wob, in weerwil van de Wet Persoonsregistraties, kunnen worden verstrekt.
2.3. De rechtbank heeft het standpunt van burgemeester en wethouders dat de door appellant gevraagde informatie geen bestuurlijke aangelegenheid betreft, onderschreven.
2.4. De Afdeling deelt dit oordeel niet.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van de Wob wordt onder een bestuurlijke aangelegenheid verstaan een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en uitvoering ervan. Vast staat dat van gemeentewege tot toekenning van de extra beloningen is besloten op basis van de beleidsruimte die de toepasselijke rechtspositieregelingen boden. Dit wordt nog onderstreept door het feit dat burgemeester en wethouders stellen dat de extra beloning is verstrekt vanwege werkzaamheden waarmee bijzondere gemeentelijke belangen waren gemoeid. Nu in de Wob de uitvoering van beleid uitdrukkelijk wordt aangemerkt als een bestuurlijke aangelegenheid, valt niet in te zien dat, behalve het beloningsbeleid in het algemeen, niet mede de toepassing daarvan in concrete gevallen onder de werking van de Wob zou vallen. Burgemeester en wethouders hebben zich derhalve ten onrechte op het standpunt gesteld dat de door appellant gevraagde informatie geen betrekking had op een bestuurlijke aangelegenheid. De rechtbank heeft dit miskend.
2.5. Uit het vorenoverwogene volgt dat het hoger beroep gegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de beslissing op bezwaar vernietigen. Burgemeester en wethouders zullen, met inachtneming van het vorenoverwogene, een nieuwe beslissing op bezwaar dienen te nemen.
2.6. Er zijn termen voor een proceskostenveroordeling als in de beslissing vermeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Groningen van 16 augustus 2000, url(' AWB 99/795 BELEI V01',http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/show_detail.asp?ui_id=20545);
II. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
III. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Groningen van 25 juni 1999, BD 99.44467;
IV. veroordeelt burgemeester en wethouders van Groningen in de door appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal ƒ 3.138,60, waarvan een gedeelte groot ƒ 2.840,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Groningen te worden betaald aan appellant;
V. gelast dat de gemeente Groningen aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht (in totaal ƒ 565,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.M. van Angeren, Voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. C.A. Terwee-van Hilten, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Angeren w.g. Haverkamp
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2001
306.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,